- links
- links1{{/term}}〈zelfstandig naamwoord meervoud〉1 links 〈m., meervoud〉————————links2{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉1 [aan de linkerzijde; ook politiek] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 de gauche; 〈bijwoord〉 à (la) gauche2 [bewegend naar de linkerzijde] 〈bijwoord〉 à gauche3 [met de linkerhand of linkervoet werkend] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 gaucher 〈v.: gauchère〉; 〈bijwoord〉 de la main, du pied gauche4 [onhandig] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 gauche; 〈bijwoord〉 gauchement♦voorbeelden:1 de linkse partijen • les partis de gauchelinks en rechts • à droite et à gauchelinks afslaan • prendre à gauchelinks georiënteerd zijn • être de gauche(op) links stemmen • voter à gaucheuiterst links weekblad • hebdomadaire d'extrême gauchelinks van iemand zitten • être assis à (la) gauche de qn.2 links gebreid • tricoté à l'enverslinks houden • tenir sa gauche3 〈sport en spel〉 een linkse directe • un direct du gauchedit kind is van nature links • cet enfant est gaucher de naissancelinks schrijven • écrire de la main gauche¶ iemand links en rechts om de oren slaan • flanquer une paire de gifles à qn.iemand links laten liggen • ignorer qn.iets links laten liggen • laisser qc. de côté
Deens-Russisch woordenboek. 2015.